Naar hoofdbladzijde / Na hoofbladsy
  Thuis/Tuis   |   Marcel Bas   |   Nieuws/Nuus   |   Vragen/Vrae   |   Links/Skakels   |   Contact/Kontak


Artikelen en bijdragen
Artikels en bydraes

De Afrikaanse taal
Die Afrikaanse taal

De Nederlandse taal
Die Nederlandse taal

Zuid-Afrika
Suid-Afrika

De Afrikaanstaligen
Die Afrikaanstaliges

De Nederlandse cultuur
Die Nederlandse kultuur

Heel-Nederland
Groot-Nederland

Europa
Europa

De volksliederen (MP3)
Die volksliedere (MP3)

Texts in English
Tekste in Engels

Het Zwarte Piet-hoekje
Die Zwarte Piet-hoekie

Grote AF-NL woordenlijst
Groot AF-NL woordelys



U kunt hier het boek bestellen





Teken of kyk na ons besoekersboek



Volg ons ook
op Facebook

Volg ons ook op Facebook

De Roepstem
Die Roepstem




Pieter Geyl in Zuid-Afrika

Op bezoek bij de mensen van het Afrikaner cultureel reveil

Pieter Geyl in Londen, 1922.
© FOTO UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

Hier vindt u de tekst voor printers als Word-document Printervriendelijke versie

- Door Marcel Bas

In de tweede helft van 1937 maakte professor Pieter Geyl een reis die, naar eigen zeggen, een zeer geslaagde episode in zijn leven is geweest. Het schip Jagersfontein voerde de Utrechtse hoogleraar van IJmuiden naar Kaapstad van waaruit zijn kennismaking met het zuidelijkste der Dietse volkeren begon en die half augustus, september, oktober en november zou beslaan. Hij ontmoette tijdens deze academische reis vele geestdriftige, jeugdige intellectuelen die op dat moment de stichters waren van - en sleutelfuncties vervulden binnen - de grootste culturele en intellectuele wederopstanding in de Afrikaner geschiedenis. Geyl werd deelgenoot van de virulente nationalistische liefde die de Afrikaners na de Boerenoorlog voor hun taal en cultuur koesterden. Dit inspireerde hem tot het versterken van de culturele banden met de Afrikaners. Geyl wou de Afrikaners helpen met Nederlandse kennis en zijn ervaring binnen de Vlaamse Beweging. In de koortsachtigheid van het interbellum was de staat, de Unie van zuid-Afrika, ontvankelijk voor allerlei actuele wereldstromingen, variërend van nationalisme tot communisme. Geyl sprong in op de culturele honger van de Afrikaners, die konden putten uit het grote Nederlandse cultuurreservoir. Maar in hun strijd om culturele en staatkundige ontkoppeling van het Britse Rijk werd de Dietse Gedachte wel eens gepasseerd...


Pieter Geyl in Zuid-Afrika

In 2000 is er door het Suid-Afrikaanse Instituut in Amsterdam een boekje in het licht gegeven dat geheel aan deze reis is gewijd. Verzorgd en toegelicht door P. van Hees en A.W. Willemsen bevat Pieter Geyl in Zuid-Afrika een bespreking van Geyls hoedanigheid als Heel-Nederlands denkend hoogleraar, en de rest van het boek is een volmaakte transcriptie van Geyls nog niet eerder gepubliceerde handgeschreven reisherinneringen, plus een daarna opgestelde nota voor de toenmalige Nederlandse regering om de Nederlandse taal en cultuur zo breed mogelijk via het onderwijs onder de Afrikaanssprekende mensen te brengen. Kortom, het boek is, zoals de ondertitel aangeeft, het verslag van de lezingentournee langs universiteiten in Zuid-Afrika.


De idealen van Geyl

Een kentering vond plaats in de jaren twintig en dertig toen het Afrikaans door de actieve inzet van Afrikaanse geestdriftigen ook bruikbaar bleek als omgangs- en schrijftaal voor intellectuelen. Afrikaanse taaldeskundigen hadden, al dan niet puttend uit de rijkere Nederlandse woordenschat, hun taal bruikbaar gemaakt voor alle lagen der maatschappij. Het was de volwaardige voertaal geworden van de pas opgerichte Afrikaanse universiteiten. Vele andere onderwijsinstellingen werden verafrikaanst. Ook cultuurkringen sprongen als paddestoelen uit de grond. De regering was inmiddels overwegend Afrikaans en de behoefte om een republiek naar Afrikaner inzichten op te richten werd in die tijd omgezet van wens naar politiek, intellectueel en staatkundig streven binnen de gehele Unie van Zuid-Afrika, dus niet alleen in de voormalige Boerenrepublieken. Het Boerevolk was maar net een grote vernedering te boven gekomen en het was zich aan het mobiliseren. Bij gebrek aan eigen middelen en taaleigen media werd tijdens deze grote intellectuele opwekking dikwijls gegrepen naar Angelsaksische literatuur en filosofie om gaten op te vullen. Geyl was ervan overtuigd dat de Nederlanden en de Nederlandse taal- en letterkunde de Afrikaners konden voorzien in hun intellectuele en taalkundige honger. De Afrikaners waren Diets en het zou ideaal zijn als zij ook uit de Dietse culturele reserves konden putten!


De emancipatie van het Afrikaans

Aangezien de Noord-Nederlander Geyl taalnationalistisch was bezag hij de emancipatie van het Afrikaans op twee manieren; enerzijds erkende hij dat de Afrikaanse opwekking een zege op het Engels was, anderzijds viel het hem op dat de Afrikaner belangstelling voor Nederland naar zijn mening niet zo groot was en dat onderhuids het ressentiment tegenover de Hollanders en hun taal nog steeds voortleefde, als erfenis van Nederlands koloniale regime. Immers, de Nederlanders minachtten in de daaraan voorafgaande eeuwen het Afrikaanse broebeltaaltje en probeerden het 'Hollands' bij de bevolking op te dringen.

Geyl merkte echter niet veel van een anti-Hollandse houding, zo kunnen we opmaken uit zijn reisverslag; zelfs de medewerkster van de toen inmiddels overleden beroemde C.J. Langenhoven (1873 - 1932) was uiterst hoffelijk tegenover Geyl toen hij haar bezocht. Langenhoven, 'Sagmoedige Neelsie', was befaamd voor zijn omvangrijke oeuvre van proza en poëzie. Hij heeft 'Die Rubaját' van Omar Chajjam vertaald maar hij staat bovenal bekend om zijn wereldberoemde gedicht Die Stem van Suid-Afrika, dat tevens het volkslied werd en nog steeds - in gewijzigde vorm - is, van de Republiek van Suid-Afrika. Langenhoven bezag Nederlandse pogingen om de Afrikaners binnen het raamwerk van een Dietse cultuur en levensbeschouwing te verheffen, als een zwichten voor 'Dietse Sappen'.


C.J. Langenhoven
Sappen is op te vatten als een woordspeling op het bestaan van lichaamsvocht en de bijnaam voor de niet-republikanistische, onnationalistische leden van de Suid-Afrikaanse Party (in het verleden dacht men dat geestesgesteldheid en emoties werden veroorzaakt door lichaamsvocht, zoals gal; vandaar, overigens, het Nederl. woord humeur > Lat. humor; vocht). In Langenhovens geheugen hadden de onbehouwen Hollandse schoolmeesters een slechte indruk achtergelaten. Zoals gezegd was er niet sprake van een anti-Hollandse houding. Er was echter wel sprake van desinteresse voor de Nederlandse connectie. Men wist dat de Nederlanders een nauwverwante taal spraken, maar de strijd moest toch op Afrikaanse bodem worden gevoerd, en niet in de Lage Landen aan de Noordzee, die niet veel macht bezaten.
Verder waren er toch onder de nationalistische academici die Geyl onthaalden, de politiek geëngageerden, die in hun haat voor het cultuurimperialistische en bepaald niet zachtzinnige Britse Imperium de Nederlanders wantrouwden omdat Nederland zich tijdens de Boerenoorlogen niet openlijk anti-Engels had getoond. De talrijke buitenparlementaire, particuliere initiatieven veler Nederlandse Boerenoorlogcomités ten spijt (zelfs Abraham Kuyper bezocht destijds de Koning van Groot-Brittannië - de opvolger van veroveraar Koningin Victoria - om te pleiten voor de Boeren), waren het in de late jaren dertig met name de vurigsten onder de nationalisten die Geyl met wantrouwen benaderden. Nederland was immers een slippendrager van het Empire.


Afrikaans versus Nederlands

Professor Geyl had alle respect voor de verschillende houdingen t.o.v. het Nederlands. Veel academici waren echte Hollandse vrienden en anderen gaven niets om de Hollandse oorsprong en taal. De Afrikaners hadden het Afrikaans verheven ten koste van het Nederlands. Het had niet veel gescheeld of het Engels had beide talen vervangen, en daar waren de Nederlandse schoolmeesters dan debet aan geweest omdat zij de Afrikaners wilden vervreemden van hun eigen taal en hun een vreemde, niet gesproken taal wilden opdringen. Het praktische Engels was dan de lachende derde. Maar we moeten de Afrikaners niet onderschatten. We hebben hier te maken met een gehard, trots volk. Het Nederlands was reeds sedert het begin van de achttiende eeuw niet meer de taal van de Kapenaars. Om zich te bewapenen tegen het dominante Engels moesten de Afrikaners zich op een gegeven moment ontdoen van het juk van de Nederlandse taal die hen dreigde te verzwakken. De voor de gemiddelde Afrikaner onoverkomelijke taalkundige ongerijmdheden met het Nederlands dwong hem te kiezen tussen de eigen taal of een taal waarvan hij zich vervreemd voelde. Geyl begreep dit volkomen. Nu was echter de tijd aangebroken om het Nederlands waar mogelijk aan te prijzen als de taal die hun letterkunde en woordenschat zou kunnen verrijken.


De iets te vurige minderheid

Maar de anti-Engelse houding sloeg bij de vurigsten onder de nationalisten in de jaren dertig meer en meer om in een opportunistisch-dilettantistische, pro-nazi houding. Dit bevreemdde veel mensen; waarom van het ene opportunisme - het pragmatisch pro-Engels zijn - overgestapt naar het andere? De Duitsers overzee waren verenigd in het Reich van Adolf Hitler en aangezien vele Afrikaners Duitse voorouders hadden en aangezien Duitsland wel eens de mogendheid kon zijn die het Britse Imperium op de knieën kon dwingen, vergat men Nederland en koos men voor nazi-Duitsland. Dit was choquerend voor de Heel-Nederlander Geyl die een ophanden zijnde Duitse bezetting van Nederland voorzag. Het was duidelijk dat er een wederzijds wantrouwen ontstond tussen Geyl en de vurigen.

Een geval van pro-Duitse houding had persoonlijke gevolgen voor de hoogleraar; Geyl leerde in Londen een bijzondere persoon kennen, Elizabeth Johanna Möller (Bettie) Conradie (1903 - 1939). Door haar jeugdigheid en liefde voor de Afrikaanse taal en cultuur was zij bijzonder pro-Nederlands, maar kort voor haar dood koos zij voor nazi-Duitsland als culturele en politieke bondgenoot. Na Geyls bezoek aan Zuid-Afrika bezocht zij hem weer in Nederland waar zij tot Geyls schrik vol enthousiasme over het Duitse Rijk sprak. Dat de Nederlanden gevaar liepen was nu ook voor haar minder belangrijk dan de diepere gevoelens van vergelding. Dat zij, en velen met haar, met die stellingname het gros van de Nederlanders van zich vervreemdde, leek in de stormen van de interbellaire geopolitiek minder belangrijk.


Bettie Conradie
Zij had Geyl al eens in Londen bezocht waar hij onder de indruk raakte van haar gedrevenheid in de strijd voor de Hollandse connectie. Volgens Geyls reisverslag heeft Conradie zich letterlijk doodgewerkt. Zij heeft in haar korte leven haar sporen verdiend: in de Afrikaanse Kernensiklopedie wordt zij omschreven als de persoon die met succes de gedachte propageerde dat de Nederlandse geschriften die in ZA zijn ontstaan, tot de Zuid-Afrikaanse literatuur moeten worden gerekend.


Duitse propaganda

Een navrant detail is dat Geyl deze reisherinneringen neerschreef tijdens zijn jarenlange internering door de Duitse bezetters. In eerdere geschriften van voor de oorlog deed hij immers afstand van Duitse propaganda in Heel-Nederlandse tijdschriften en boeken uit Nederland en Vlaanderen. Geyl bespeurde actieve Duitse propaganda aan de Afrikaanse universiteiten. Aan de lopende band werden universiteiten en colleges grondig verafrikaanst. Hier en daar liepen er Duitse ‘studenten’ op de universiteiten rond die niet studeerden maar allerlei pamfletten ronddeelden aan de vakgroepgenoten. Verder waren er uitzendingen te beluisteren op de Zuid-Afrikaanse radio die rechtstreeks afkomstig waren van Duitsland. De invloed van die Duitse zender was groot. Nederland was ook van plan een zender te planten, "maar die kwám maar niet!", aldus Geyl. Eindeloos heeft Geyl met de Afrikaners over de Duitse propaganda gepraat. Een Nederlands weerwoord liet maar op zich wachten en de academici waren best benieuwd en welwillend om dat andere geluid ook te horen. Volgens Geyl waren de Duitsers helemaal niet zo geïnteresseerd in de Afrikaners als volk, maar zagen zij in de Zuid-Afrikanen veeleer een militair-strategische bondgenoot die hun greep op Afrika kon versterken. De oude Duitse kolonie Südwest Afrika, het tegenwoordige Namibië, was reeds deel geworden van de Unie van Zuid-Afrika. Geyl heeft vlak voor de Duitse bezetting meer taalkundig en cultureel contact met de Nederlanden tot stand gebracht. Een verder verloop van deze ontwikkeling werd lamgelegd toen de Duitsers Nederland bezetten en Geyl c.s. vleugellam maakten. Overigens is Zuid-Afrika altijd erg belangrijk geweest voor de grootmachten. De kostbare grondstoffen en de militair-strategische ligging van Zuid-Afrika hebben tijdens en na de nazi-periode bij de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten een meer dan gemiddelde belangstelling gewekt. Over Zuid-Afrika is zowat de hele wereld gevallen, en heus niet aléén omdat er een onderdrukkende rassenpolitiek heerste.


Nationalisme in de politiek

Eindeloos heeft Geyl ook gepraat over de gunstige invloed die Nederland kon hebben op de Afrikaner taal en cultuur. De mensen die een humaan, positief nationalisme voorstonden en zich niet lieten leiden door angst hadden meestal oren naar Geyls pleidooien. Zo ontmoette hij in Kaapstad de gewezen hoofdredacteur van het invloedrijke nationalistische dagblad Die Burger.

Zijn naam was dr Daniel François Malan die op dat moment de leider was van de Nasionale Party. Van deze partij kan men zeggen dat zij de politieke vertegenwoordiger was van het nieuwe nationalisme van de intellectuelen. De voorgaande politieke bewegingen waren het initiatief van de oude strategen uit de Boerenoorlog; dit nationalisme kwam uit de schoot van de academies en de kerk. Malan was dominee, een bijzonder belezen persoon met een fabelachtige redekunst. Hij had ook een gewillig oor voor Geyls pleidooien voor de versterking van de Nederlands-Zuid-Afrikaanse connectie.


D.F. Malan als premier

Onvergetelijk is Malans toespraak van 1948 toen hij bij de opening van het Voortrekkermonument ten overstaan van vele tienduizenden Afrikaners het tijdperk van de Afrikaners inluidde; Malan was op dat ogenblik reeds premier van de Zuid-Afrikaanse Unie en leider van de eerste Afrikaner nationalistische regering. Zijn kabinet bestond uit de mensen die Geyl tien jaren voordien ontmoette; mensen die vol geestdrift gehoor gaven aan de roepstem van hun voorvaderen die, in de strijd tegen de Britten, waren gestorven voor Afrikaner zelfbeschikking. Malan was in de eerste plaats theoloog. Op basis van zijn overtuiging meende hij aan te tonen dat het omarmen van het Duitse Rijk een dwaling was. Geyl merkt op: "Maar was hij wel baas binnen eigen partij?" Jazeker, dat was hij.


Kopstukken en goedgezinden

Een van de leden van Malans kabinet was dr Hendrik Frensch Verwoerd. Geyl verwarde hem in zijn reisherinneringen echter met G.D. Scholtz die aan de Gemeentelijke Universiteit promoveerde. Geyl leerde Scholtz kennen als bijzonder hoffelijke man die beleefd luisterde naar zijn pleidooien voor meer contact met Nederland. De man was sterk anti-Engels. Niettemin, Verwoerd, die Geyl zeer zeker ook tijdens zijn Zuid-Afrikaanse bezoek ontmoette, was geboren in Amsterdam en zou in 1958 de zesde premier van de Zuid-Afrikaanse Unie worden. Later zou hij het land uit het Britse Rijk loodsen en de eerste premier van de onafhankelijke Republiek van Suid-Afrika zijn. H.F. Verwoerd werd bekend doordat hij het reeds door het imperialistische Groot-Brittannië geïnitieerde apartheidssysteem bij wet liet vastleggen.


H.F. Verwoerd

Een van de twee keren dat Geyl en zijn vrouw Lien niet in een hotel verbleven maar bij iemand thuis, was ten huize van dr E.G. Jansen. Jansen (1881 - 1959) was een nationalist die in de jaren daarna op cultureel en geschiedkundig gebied zijn sporen zou verdienen als voorzitter van talrijke cultuurorganisaties. In 1909 was hij een van de oprichters van de Suid-Afrikaanse Akademie. Hij was schrijver van artikelen en werken over de Grote Trek en zou van 1948 tot 1950 minister van 'Naturellesake' (d.i. aangelegenheden van inheemse volkeren) in het eerste kabinet van Malan zijn. Nadien was hij tot aan zijn dood in 1959 Goewerneur-Generaal van de Britse Koningin voor de Unie van Suid-Afrika; een functie die te vergelijken is met die van Viceroy. Jansen was kort na Geyls bezoek voorzitter van het Voortrekker-Eeufeeskomitee waar hij de grootste volksheropleving hielp tot stand komen door de onvergetelijke Simboliese Ossewatrek te organiseren. Deze heropvoering van de Grote Trek, die een eeuw daarvoor grote delen van zuidelijk Afrika voor de Nederlandse en westerse cultuur ontsloten had, schudde de Afrikaners van allerwegen wakker. Men was een beetje overdonderd door de geestdrift en de snelheid waarmee het nationalisme sinds de verloren Boerenoorlog opbloeide. Ter afsluiting van deze symbolische pionierstocht werden de grondvesten voor het te bouwen Voortrekkermonument gelegd door E.G. Jansen en tien jaar later mocht de eerste nationalistische premier D.F. Malan het imposante monument bij Pretoria openen (voor meer informatie over de Simboliese Ossewatrek en zijn blijvende invloed, klik hier).


Het Voortrekkermonument anno 2002

Deze tien jaren kunnen worden gerekend tot de mooiste tijd uit het Afrikanerdom. Jansens rol was groot daarin, en behalve grote liefde voor zijn volk had hij oog voor de Kleurlingen en de Bantoes. In het boek Die Voortrekkermonument in Pretoria (1948) dat geschreven werd ter ere van de opening van het Voortrekkermonument, is hij de enige die de Kaffers niet omschrijft als barbaren en - wat meestal niet werd genoemd - maakte hij melding van de vele Kleurlingen die de Boeren vergezelden in de Voortrek. De bekende architect Gerard Moerdyk, die tevens het monument heeft ontworpen, liet zich in het boek, waar het de Bantoes betreft, van een veel minder begripvolle kant zien. Enkele passages uit zijn hoofdstuk zijn zelfs verwijderd omdat ze te Bantoe-onvriendelijk waren.

In Stellenbosch ontmoette Geyl professor François Malherbe die in zijn hoedanigheid als hoogleraar Nederlandse en Afrikaanse Letterkunde in de praktijk werd geconfronteerd met hoezeer zijn studenten van het Nederlands waren vervreemd. Zij hadden niet meer als kind een Nederlands boek in handen gekregen. Tijdens zijn redevoeringen pleitte Geyl voor het bij kinderen introduceren van Nederlandse boeken en Malherbe was het met hem eens. Malherbe had een eigen methode ontworpen om zijn studenten met het Nederlands vertrouwd te maken. Het voornaamste was om rekening te houden met de smaak en het begrip van de jonge Afrikaners en niet, zoals C.J. Langenhoven zo sarcastisch opvoerde, vol waanwijsheid en omslachtigheid van de betweterige Hollandse schoolmeesters. François Malherbe promoveerde in Amsterdam op een proefschrift; Humor in die algemeen en sy uiting in die Afrikaanse Letterkunde. Met Abraham Jonker en Jacques Malan gaf hij vanaf 1937 het tijdschrift 'Ons eie boek' uit dat een grote pedagogische rol vervulde.

Verder is de persoon De Vos Malan noemenswaardig, die Geyl bijzonder welwillend tegemoet trad. Malan was secretaris van onderwijs in het bestuur van de Kaap en ze zouden elkaar veel ontmoeten.

Van de taalproblemen die men met het Nederlands ondervond kunnen we naadloos overgaan naar een ander kopstuk; over Henry Allen Fagan, een vooraanstaande Afrikaner die goed past in het proces van indrukwekkende verheffing van de Afrikaner waarvan Geyl deelgenoot werd, schrijft hij:

"Het (een voorbeeld van een taalprobleem - MRBAS) werd mij gegeven door Fagan, een van de aardigste mensen die ik in Kaapstad leerde kennen. Advocaat en parlementslid, man van ruime beschaving, aardig gezin, welstand; in weerwil van zijn Ierse naam is Fagan Afrikaner, bekend als schrijver van (overigens niet zeer daverende) toneelstukken; volgeling van Hertzog, niet meegegaan met Malan, en deswege bitter aangevallen door zijn naaste vrienden; kort na ons vertrek werd hij minister van onderwijs. Welnu, Fagan zei mij, op een autotochtje, dat hij aan zijn, veel jongere, broer kon merken hoe ver de generatie die onder de nieuwe schooltoestanden opgroeide, van het Hollands was afgeraakt. Eens was het liedje

"Daar buiten in de biezen
Daar lag een hondje dood"

te berde gekomen en Fagan had zijn broer gevraagd of hij dat begreep. 'Ja!' had de jongeman geantwoord: 'Die hontjie hè hom dood gelag...' (gelachen)." (spelling is van de auteur - MRBAS)

Fagan (1889 - 1963) schreef uiteraard in het Afrikaans en hij was jurist. Van 1914 tot en met 1915 was hij advocaat, dan journalist, professor in de Rechten in Stellenbosch, Lid van de Volksraad (parlement) en minister van Naturellesake (inheemse-volkerenzaken), Onderwijs en Volkswelzijn (1938), appèlrechter en hoofdrechter (1953 - 59). Zijn toneelstuk Ousus kreeg in 1935 met enkele andere toneelstukken van zijn hand de prestigieuze Hertzogprys.


De verhouding tussen het blanke en andere rassen

Geyl merkte al op dat veel Afrikaners de Bantoes en Kleurlingen als minderwaardige volkeren zagen waarvan wel dankbaar gebruik kon worden gemaakt als werkkracht. Hij zag dit met zorg aan; hoe lang nog konden de Afrikaners de meerderheid van het land eronder houden, en - sterker nog - snijden de Afrikaners zichzelf en hun taal en cultuur niet in de vingers als zij de nauw aan hen verwante en dezelfde taal sprekende Kleurlingen van zich vervreemden? Men had Geyl ervan overtuigd dat de kracht van het nationalisme in de taalstrijd lag en dat de taal ook het strijdpunt was voor de opkomende Nieuwe Afrikaner. Dit was wat hij ook verwachtte na zijn ervaringen in Vlaanderen, waar hij de vernederlandsing van vele instituten had helpen bespoedigen. Maar hij begon in Zuid-Afrika te beseffen dat er ook andere sentimenten meespeelden dan alleen taal- en cultuurtrots. Want waarom anders zou men de Kleurlingen niet omarmen en zich niet zorgen maken om hun maatschappelijke toestand?

Geyl wist dat de Afrikaanssprekende Blanke koste wat kost verheven moest worden; waarom dan niet de Afrikaanssprekende kleurling? Tijdens zijn bezoek aan een fabriek merkte de professor op dat de baas aldaar zijn hoopvolle Kleurlingwerknemers blij had gemaakt met een dooie mus; binnenkort zouden deze werknemers op last van de regering moeten worden vervangen door kansarme blanken.

De Bantoes begonnen zich te roeren. Zij organiseerden zich politiek steeds beter om hun deel van de buit op te eisen en gemakkelijker toegang te krijgen tot de blanke steden waar werk was. Marxisten in binnen- en buitenland sprongen daar handig op in om deze samenlevingsvorm te verstoren. Geyl wist dat er een tragiek schuilging achter de rassenpolitiek; de Afrikaners waren doodsbenauwd voor wat komen ging.


Een voorbode van de etnische brand die zou uitbreken was het drama bij Sharpeville in 1962; ruim 24 jaar na Geyls observaties

Wat Geyl niet had kunnen bevroeden is dat de ontknoping zich eerst in de jaren negentig van die eeuw zou voordoen. De Afrikaner wou Zuid-Afrika blank houden, zo constateerde Geyl. De Bantoes werd niet alleen land onthouden, maar ze werden ook afgevoerd naar woonkampen, eufemistisch 'tuislande' genoemd. Tekenend voor de angst waarmee de Bantoe van de Blanke werd afgedreven is de volgende aanhaling uit de reisherinnering:

"De Kaffer mag niet reizen zonder pas; hij mag geen vuurwapen bezitten; men mag hem in de Transvaal zelfs niet als chauffeur gebruiken. Dat laatste om te beletten dat de Kaffers op de dag van de grote opstand gebruik zouden kunnen maken van auto's! Die grote opstand, dat is een onbestemd maar toch werkelijk drukkend toekomstbeeld dat men zich maakt. En als middel ertegen heeft men dus enkel repressie." (blz. 23)

Natuurlijk kon hij niet ontkennen dat er een kloof van beschavingen tussen blank en zwart gaapte en dat het kleurtje op de huid van beide rassen in het niet viel vergeleken bij het verschil in beschavingspeil. Tot op de dag van vandaag is écht samenleven met de meeste Bantoes voor de blanke vrijwel onmogelijk en dat is niet te wijten aan racisme maar aan onoverkomelijke verschillen in gedrag en moraal. Samenzijn op de werkvloer is totnogtoe wel haalbaar gebleken, al leggen tegenwoordig meer en meer Bantoes een verwesterde houding en intellectuele ontwikkeling aan de dag die, al dan niet ingegeven door carrièreoogpunten, contact met de blanken mogelijk maakt in het onderwijs, besturen en privé. 'Adapt or Dye' zei de Zuid-Afrikaanse cabaretier Pieter-Dirk Uys reeds in het begin van de jaren negentig.


Die Dertigers

Behalve politiek geëngageerde intellectuelen ontmoette Geyl de dichters en schrijvers die later bekend zouden komen te staan als Die Dertigers. Dit was een geslacht van dichters dat om en nabij 1930 aan het woord kwam en op het gebied van de poëzie een volwassenheid bevestigde die de Afrikaner op de andere terreinen aan het bereiken was. Figuren waren: C.M. van den Heever, I.D. du Plessis, W.E.G. Louw, N.P. van Wyk Louw, Uys Krige en Elisabeth Eybers. Laatstgenoemde woont thans nog steeds in Nederland. Wat de werken dezer dichters onderscheidt van andere stromingen is het ongekende, bruisende enthousiasme en de biechttoon, de wil tot kunstenaarschap, de accentuering van de noodzakelijkheidvorm en het rake en mooie woord. De dichter wordt een bewuste vakman.

C.M. van den Heever

Geyl ontmoette een enthousiaste nationalist die veel werk had verricht in het verheffen van de Afrikaner, zijn karaktervorming en diens zelfvinding. Het was de dichter Christiaan Maurits van den Heever (1902 - 1957), geboren in het concentratiekamp in Norvalspont. Hij werd in zijn studententijd in Bloemfontein sterk beïnvloed door zijn universitaire leermeester D.F. Malherbe en hij promoveerde op een proefschrift Die digter Totius (1932). Tot aan zijn dood was hij voorzitter van de Skrywerskring. Geyl ontmoette Van den Heever, die toen hoogleraar in het Afrikaans en het Nederlands was, regelmatig in Johannesburg, tezamen met de dichter / hoogleraar Latijn Haarhoff en Van Heerden, die de hoofdredacteur van Die Vaderland was.

Over Van den Heever schrijft hij:

"Van den Heever kende ik uit Londen. Een ietwat stille, verlegen man, wiens wetenschappelijke verdienste mij niet zo groot leek, maar die op politiek en cultuur-politiek gebied goed omlijnde denkbeelden had en daarover wel los kwam. Hij was een van die Afrikaners wier uiterlijk doen denken: gekleurd bloed! - maar dat mocht natuurlijk niet gezegd worden. Hij had een vrij onmogelijke, aanstellerige vrouw, wat de omgang bemoeilijkte."

 


Na het bezoek; werk aan de winkel

Na zijn bezoek aan Zuid-Afrika, waar hij behalve Afrikaner politici en culturele kopstukken ook de Nederlandse ambassadeur Van Lennep en Nederlandse hoogleraren ontmoette, probeerde professor Pieter Geyl door het laten zenden van Nederlandse boeken en langspeelplaten naar onderwijsinstellingen intensievere culturele uitwisseling met Zuid-Afrika op poten te zetten. Dat was een lijdensweg. Hij heeft gesproken met Van Kleffens van Buitenlandse Zaken. Hij luisterde tenminste, maar de toenmalige minister Patijn bezag Geyl ietwat sarcastisch als een onbeduidende persoon. Hij trok wat bij toen hij doorhad dat-ie Geyl had gekwetst, maar het gesprek was zinloos.

De eerste minister Hendrik Colijn

De Eerste Minister Hendrik Colijn was allervriendelijkst, maakte aantekeningen, maar deed verder niets. Bij de Radioraad sprak hij met voorzitter Gerbrandy, maar die kon niets doen omdat dat niet in de bevoegdheden van de Raad lag, en de bekende Pretoriase theoloog Engelbrecht beloofde veel, maar deed weinig. Geyl had verwacht dat zij met elkaar zouden samenwerken. Ze hadden immers de hele terugreis samen doorgebracht. Maar Engelbrecht wilde zijn eigen weg gaan. Dit is tekenend voor veel Afrikaners; men vindt het moeilijk om 'nee' te zeggen, teneinde de sfeer gemoedelijk te houden. Maar uiteindelijk is de Afrikaner "nie 'n slaaf van sy eie woord nie." Voeg daarbij de Afrikaner aangeboren neiging tot individualisme in gedachtengoed en je hebt een volk dat moeilijk samenwerkt in tijden van nood. In de tegenwoordige praktijk leidt dit tot een gigantische versnippering binnen Afrikaner gelederen.

Hoe klein het Afrikanervolk is, zo groot is het aantal clubjes en organisaties dat zich tracht in te zetten voor het behoud en de uitbouwing van de Afrikaner taal en cultuur. De energie en de goede wil zijn er; de saamhorigheid en continuïteit ontbreken echter dikwijls. Hij bereikte wel wat via de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging (NZAV) en het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) die een paar kisten met kinderboeken naar Bloemfontein zonden. Bij de AVRO vond hij in de persoon van voorzitter Vogt een gewillig oor. Vogt heeft dan ook platen naar Zuid-Afrika gezonden. Het werk was wat verdeeld, ongestructureerd en verdere kansen werden afgesneden door de Tweede Wereldoorlog.

Pieter Geyl heeft zich na de bezetting geconcentreerd op zijn werkzaamheden in de Verenigde Staten. Langzaam maar zeker verdween zijn inzet voor Zuid-Afrika en de Heel-Nederlandse zaak. In zijn hoofdwerk, De Geschiedenis van de Nederlandse Stam, een gechiedenis van het Nederlandse taal- en cultuurgebied, ontbreekt Zuid-Afrika niet. Het eerste deel verscheen in 1930 en het derde en laatste deel in 1937, waarbij het verhaal liep tot 1751. Tussen 1948 en 1959 verscheen een nieuwe uitgave in drie delen, waarbij het verhaal tot 1798 werd gebracht.

Zijn verdienste voor Zuid-Afrika laat zich vooral gelden op het gebied van de bewustmaking; De Nederlanders in Nederland en België weten dat zij nauw aan de Afrikaners verwant zijn en dat dat iets is wat consequenties heeft voor hoe men Zuid-Afrika beziet. We moeten beginnen met elkaars talen te leren begrijpen en elkaar te ondersteunen in het spreken en blijven schrijven van onze talen Nederlands en Afrikaans. Dit heeft Geyl ons aangetoond.

Pieter Geyl heeft in 1938 een artikel geschreven naar aanleiding van deze reis langs de Zuid-Afrikaanse academies. Dit artikel is integraal opgenomen bij De Roepstem en kunt U hier inzien: "Zuid-Afrika in Diets Verband."

Bij De Roepstem U kunt meer te weten komen over de bovengenoemde kopstukken en de geschiedenis, toedracht en bloei van het vroege Afrikaner nationalisme, in het artikel "De Herrijzenis van een vertrapte Taal en Cultuur; Afrikaners 1902 - 1948."


Voorschoten, Marcel Bas


Geraadpleegde literatuur:

  • Beer, M. de, Who did What in South Africa, Ad. Donker (pty) Ltd, Craighall 1988
  • Geyl, P., Geschiedenis van de Nederlandsche Stam. Eerste deel, Nederlandsche Bibliotheek, Amsterdam 1930
  • Geyl, P., Zuid-Afrika in Diets verband, in: Kroniek van Zuid-Afrika 1938, verzorgd door dr J. Haantjes, Bosch & Keuning n.v., Baarn 1938
  • Haas, M, de, Sovjetbeleid ten aanzien van Zuidelijk Afrika, Uitgeverij "De Banier" b.v., Utrecht 1988

  • Hees, P. van & A.W. Willemsen, Pieter Geyl in Zuid-Afrika. Verslag van de lezingentournee langs universiteiten in Zuid-Afrika, Suid-Afrikaanse Instituut, Amsterdam 2000
  • Heever, C.M. van den & Pienaar, P. de, Kultuurgeskiedenis van die Afrikaner. Die eerste beskrywing van die Boere-volkslewe in al sy vertakkinge deel I, II, III, Nasionale Pers Beperk, Kaapstad 1945, 1947, 1950
  • Jansen, dr E.G., Die Groei van ’n Gedagte, in: Die Voortrekkermonument, Amptelike Gids, Uitgegee deur die Beheerraad van die Voortrekkermonument , Pretoria 1949
  • Koppen, C.A.J. van, De Geuzen van de Negentiende Eeuw. Abraham Kuyper en Zuid-Afrika, Innerc b.v., Wormer 1992
  • Mostert, D. (opsteller), Gedenkboek van die Ossewaens op die Pad van Suid-Afrika. Eeufees: 1838-1939, Nasionale Pers Beperk, Kaapstad 1940
  • Rensburg, C. van (red.), Afrikaans in Afrika, J.L. van Schaik Akademies, Pretoria 1997
  • Scandell, J.P., Die Afrikaanse Kernensiklopedie, Nasionale Boekhandel Beperk, Kaapstad 1965
  • Steyn, J.C., Trouwe Afrikaners. Aspekte van Afrikaner-nasionalisme en Suid-Afrikaanse taalpolitiek 1875-1938, Tafelberg-uitgewers Beperk, Kaapstad 1987
  • Thompson, L., A History of South Africa. Revised edition, Yale University Press, New Haven and London 1995
  • Watt, L. van der,’Savagery and Civilisation’: race as a signifier of difference in Afrikaner nationalist art, in: Unisa Press Online Journals; http://www.unisa.ac.za/default.asp?Cmd=ViewContent&ContentID=7253 1997
  • Wilkins, I & Strydom, H., Broederbond: the Super-Afrikaners exposed! The most powerful secret society in the world, Corgi Books, London 1980


Dit artikel is ook integraal gepubliceerd als onderdeel van het Zannekin Jaarboek 2003 nummer 25; het jubileumdeel.
Voor meer informatie over de belangwekkende cultuurhistorische en Heel-Nederlandse Stichting en Vereniging Zannekin, kijk via deze verwijzing op de Zannekin Webstek.


Hierdie bladsy is gepubliseer op 24 April 2002,
opgedateer op 31 mei 2006.




Tweeten
Twiet




  Naar boven  |  Marcel Bas, Voorschoten, Nederland   |  © Kopierecht M.R. Bas   |   Volg ons ook op Facebook   Stuur ons een bericht / Stuur ons