Naar hoofdbladzijde / Na hoofbladsy
  Thuis/Tuis   |   Marcel Bas   |   Nieuws/Nuus   |   Vragen/Vrae   |   Links/Skakels   |   Contact/Kontak


Artikelen en bijdragen
Artikels en bydraes

De Afrikaanse taal
Die Afrikaanse taal

De Nederlandse taal
Die Nederlandse taal

Zuid-Afrika
Suid-Afrika

De Afrikaanstaligen
Die Afrikaanstaliges

De Nederlandse cultuur
Die Nederlandse kultuur

Heel-Nederland
Groot-Nederland

Europa
Europa

De volksliederen (MP3)
Die volksliedere (MP3)

Texts in English
Tekste in Engels

Het Zwarte Piet-hoekje
Die Zwarte Piet-hoekie

Grote AF-NL woordenlijst
Groot AF-NL woordelys



U kunt hier het boek bestellen





Teken of kyk na ons besoekersboek



Volg ons ook
op Facebook

Volg ons ook op Facebook

De Roepstem
Die Roepstem




eXTReMe Tracker

A la recherche du sens perdu?

De geschiedenis van de Oud-Rechtse stromingen



  Door Marcel Bas



In de weken rond parlementsverkiezingen in Nederland worden de begrippen ‘rechts’ en ‘links’ het laatste decennium vele malen gebezigd. En in tegenstelling tot de verkiezingen van 2003 draaide het later, in 2006, veel minder om cultuur, ethnie en wel of geen integratie van allochtonen in Nederland, zoals Pim Fortuyn dat had gedaan. Nee, het ging over centen: hypotheekrenteaftrek, WAO, AOW, pensioen, marktwerking in de zorg, belastingen, de Zalmtax, de Bosbelasting, de kloof tussen rijk en arm, de sterkste schouders met de zwaarste lasten en dies meer. Op Radio 1 werd er in 2006 naar aanleiding hiervan zelfs meerdere malen gezegd dat de verkiezingsstrijd zich weer “toespitste op de klassieke links-rechtstegenstelling”.


Materialisme en eeuwigheid

De conservatief, die zich niet ongaarne als rechts laat kenschetsen, komt het gebruik van het woord ‘klassiek links en rechts’ nogal bevreemdend voor. Schijngevechten over materialistische en economistische thema’s hebben namelijk in se niets te maken met rechts (conservatief) en links (progressief). Ze hebben eerder met geld, marktdenken, kooplieden en arbeiders te maken. Het zijn stuk voor stuk materialistische thema’s zonder blijvende waarde en zonder visionaire waarde. Zonder eeuwigheidswaarde, zou ik chargerend kunnen zeggen.

Wie naar aanleiding van de vierjaarlijkse verkiezingen denkt dat rechts vs. links synoniem staat voor bezit vs. schaarste, auto’s vs. milieu, kapitalisme vs. verdeling en zelfzuchtig vs. onbaatzuchtig, doet datgene wat het liberalisme sedert 1848 heeft gepoogd te bewerkstelligen: het reduceren van de binnen traditionele gemeenschappen levende mens tot geïndividualiseerde homo economicus, die onderhorig is aan het marktdenken en de liberale Staat. Het is bijna gelukt: welvaart is het hoogste goed, iedereen streeft hetzelfde na, want zoals Spengler stelde: “Socialisme is kapitalisme voor de arbeidersklasse.”

Maar de verschillen zijn veel fundamenteler. Rechts gaat van oudsher over menselijkheid, gemeenschapsgevoel, continuïteit, hiërarchie, eer, identiteit, de aarde. Rechts en links gaan veel verder terug dan het ontstaan van de arbeidersbewegingen in de Twintigste Eeuw. De huidige, veilige en economisch berekenbare tegenstelling is een vrij recent verschijnsel. Uiteindelijk zijn de socialistische bewegingen even links als de liberale bewegingen. Sterker nog, de Verkiezingen hebben met de spetterende winst van de Socialistische Partij aangetoond dat gemeenschapsgevoel, nationale herwaardering en antiglobalisme kennelijk linkse thema’s zijn. Maar laat nu net de conservatieve Partij van de Vrijheid van Geert Wilders met dezelfde thema’s hebben gewonnen. Wat is er aan de hand?

Conservatieven – paleoconservatieven – gaan uit van veel dieper gravende waarden, die de overeenkomsten tussen de SP en PVV kunnen duiden. Zij redeneren vanuit een fundamenteel andere, voor het menselijke wezen realistischere visie. Paleoconservatieven beseffen dat de huidige links-rechts tegenstelling absurd is en dat de winst voor SP en PvdV een kreet is tegen de neoliberale – linkse – wurggreep. Want dwars door de SP en de PVV – dwars door het huidige links-rechts schema – probeert de Oud-Rechtse en Oud-Linkse tweedeling zich een weg te banen en aandacht te vragen.

Om dit te begrijpen moeten we op zoek gaan naar Oud-Rechts: dat is wat ons interesseert. Het Ware Rechts. Hiervoor gaan we terug in de geschiedenis.


Rechts als reactie

Maar Rechts heeft niet kunnen bestaan zonder Links. Het Oud-Rechts waar de paleoconservatief deel van uitmaakt is een voortzetting van een traditie die in de tweede helft van de Middeleeuwen is ingezet, toen traditionele gemeenschapsvormen moesten wijken voor rationelere en meer centralistische samenlevingsvormen. Het feodalisme, met zijn hiërarchische maar stabiele karakter van wederzijdse afhankelijkheid, kreeg meer en meer te duchten van de invloed van een nieuwe, lage, klasse: die van de stedelijke koopman. De aristocratische landadel en zijn lijfeigenen hielden zich eerst en vooral bezig met het eigen leengoed, terwijl er daarboven drie soevereinen stonden: de Koning/Keizer en de bisschop, en boven hen God, die hen aangewezen had.

De kooplieden maakten geen deel uit van dit organische stelsel (hier betekent “organisch” hetzelfde als “historisch gegroeid en niet rationeel ontworpen”). De traditie had bepaald dat zij tot de laagste klasse behoorden, maar zij hadden geleerd dat verworteling met de grond niet nodig was voor zelfverrijking. Zij hadden tevens gemerkt dat je eigen levensbehoeften, alsook van die van de ander om te rekenen zijn in getallen: geld moet geteld worden, winst en omzet eveneens. Zo breid je je eigen macht uit. Hun leven bestond uit consumenten en producenten en het was berekenbaar geworden. Rationalisering van de ontraditionele koopmansklasse was het gevolg. De klasse breidde zich uit, kreeg invloed bij de Koning en verrijking werd gezien als vooruitgang: Links was geboren. Later ontstond Rechts onder de landadel, toen de langzame defeodalisering was ingezet.

Kolonialisering en het uitbuiten van overzeese “wingewesten” bevestigden het belang van een mobiele, berekenende klasse nog meer, en de oude adel met zijn leengoederen verloor aan belangrijkheid. Aan het eind van de 15de eeuw breidde de markteconomie zich snel uit, omspande vele leengoederen en staten – uiteindelijk werelddelen – met als gevolg dat de staatsmacht gecentraliseerd kon worden en de Koning meer directe macht verwierf.

Hier kwamen de boekdrukkunst en de protestantse Reformatie overheen, waardoor ook de Kerk en een traditionalistisch spiritualisme aan macht verloor. Kennis van de Bijbel was rechtstreekser toegankelijk. Het protestantisme bracht een herhaaldelijke neiging tot vernieuwing, individuelere geloofsbeleving, meer rede en scepsis t.a.v. wereldse hiërarchie en gezag. Dit maakte de ontwikkeling van een revolutionair opererend Links compleet.

Tijdens de Verlichting van de zeventiende en achttiende eeuw maakten deze opvattingen een belangrijke stroomversnelling door. Het idee dat de mens als individu zichzelf vooruit kan helpen had een positivisme tot gevolg. Dat is het Vooruitgangsdenken, dat ervan uitgaat dat wat nu bedacht wordt beter is dan wat vorige generaties uitgedacht hebben. Twijfel aan God op zich was het volgende stadium, en een materialistische levensopvatting ontwikkelde zich in West-Europa.


De Franse Revolutie van 1789

In 1789 leidden deze vormen van progressivisme, Verlichting, secularisme en ontworteling tot een uitspatting: de Franse Revolutie. De Oud-Rechtse stromingen waren nog steeds onder de oude landadel te vinden. De grootste tegenstanders van, en polemisten tegen de verdwazing en terreur van de Revolutie waren Franse, adellijke lieden. Antoine de Rivarol, François-René de Chateaubriand, Joseph de Maistre, Louis de Bonald en Juan Donoso Cortés zijn de belangrijkste namen. Zij waren niet alleen van adel, maar geloofden ook onwrikbaar in de noodzaak van gezag en godsdienst, en zij benadrukten onophoudelijk dat het gelijkheidsideaal van de revolutionairen een dwaling was. De idee van de autonome mens hing hiermee samen, omdat het veronderstelde dat men geen meerderen nodig had, laat staan geestelijk-zedelijke richtsnoeren. Hierin had de traditie altijd voorzien, bij monde van de priesters en van de aristocratie. Deze grondbeginsels waren als vanzelfsprekend beschouwd. Er zijn, en waren, buiten de Westerse wereld overigens bijna geen oorspronkelijke culturen te bedenken waar het bestuur niet ten nauwste vervlochten is met aristocratie en een priesterklasse.

De Maistre en De Bonald waren hiervan doordrongen. Zij waren de exponenten van Oud-Rechts in een tijd waar de Rede en de maakbaarheid de nieuwe religie waren geworden. Maistre en Bonald waren dus kinderen van hun tijd. En… ook bij hen had Descartes zijn sporen nagelaten. Het zou verkeerd zijn te denken dat Maistre niet geloofde in maakbaarheid. Hij pleitte vurig voor een contrarevolutie waarin het ancien régime met geweld de macht zou terugkrijgen en waarin de bloeddorstige, goddeloze oproerkraaiers zich na verslagen te zijn zouden terugtrekken en/of berecht zouden worden. Dan zou de rust terugkeren. De Rus Nikolaj Berdyayev, Maistres dankbaarste twintigste-eeuwse adept, besefte na de Russische Revolutie weliswaar dat een revolutie een rampzalige, bruuske onderbreking van de traditionele continuïteit is, maar hij besefte ook dat een revolutie een straf Gods is en dat je er het beste van moet maken. De verdwaasde geest van revolutie is namelijk vrij taai en wormachtig, en niet in één trap te doden, om met Nietzsche te spreken, die dit over decadentie dacht. Wat Berdyayev dacht voor Rusland, dacht Léon Bloy voor Frankrijk: Napoleon was een goddelijke straf van God voor de overtreding van de Revolutie van 1789.

Op zijn beurt legde Bonald zich erop toe de Cartesiaanse, rationalistische en deïstische opvattingen van de Verlichting over te nemen, zelfs als deze alliantie met de esprit géometrique meer onecht en formeel was dan dat hij waarachtig en substantieel was. Voor hem vergde het verzet tegen de Eeuw van de Rede niet een zich terugtrekken van de rationele bevestiging van de Logos. Nee, het ging erom de rede te redden van een moderniteit die rationaliteit uitspeelde tegen de wijsheid van God/Natuurwet en de institutionele opslagplaatsen die eens die waarheid hadden bewaard.

Maistre was een tegenstander van de Britse filosoof en wetenschapper Bacon. Het empirisme van Bacon kwam voort uit de oude denkschool van het nominalisme, dat enkel gelooft in zaken die met de zintuigen gegeven zijn. Identiteiten van zaken worden aangeduid met woorden en namen, en dat brengt met zich mee dat identiteiten vrij relatieve verschijnselen zijn. Onder onze zintuigen kan men namelijk ook het zintuig van het verstand rekenen. Of het zintuig van het vermoeden. Voor Maistre was er maar een waarheid, en geen persoonlijke waarheidjes die het zintuig van het vermoeden de mensen onafhankelijk ingaven.

Het overbrengen van de principes van het moderne wetenschappelijk begrip (dat hij aan de hand van geschriften van Bacon steeds bekritiseerde) zag Maistre als een der hoofdoorzaken voor de Revolutie en haar vernietigende werk. Maistre voerde een strijd tegen de toeëigening van het abstracte denken; tegen politieke ordeningen en grondwetten die volgens nieuwe principes heropgebouwd konden worden. Hij ging uit van de politiek van God, die zich het beste leert kennen via de geschiedenis. De continuïteit legitimeert een systeem. Maistre was derhalve in zijn tijd eerder een realist dan een nominalist, aangezien hij uitging van het beproefde, het waarachtige, het eeuwige. Maistre en Bonald kunnen beschouwd worden als de verwoorders van die toen al oude, rechtse traditie. De tijd waarin zij leefden noopte hen tot deze verwoording.


Links en Rechts doen hun intrede

Met de Franse Revolutie deden de politieke termen rechts en links hun intrede. Links van de parlementsvoorzitter zaten in september 1789 de opstandige veranderaars, en rechts (de voorzitter had deze groep het liefst dichtbij hemzelf zitten) zaten de mensen die het bij het oude wilden laten. Zij waren van adel, royalistisch en/of traditionalistisch. Zoals dat gewoon was, tot het eind van de 18de eeuw. Tot op heden zijn de termen rechts en links nog steeds overal in Europa gebruikelijk.

Danig onder de indruk van al het wreeds dat in Frankrijk geschiedde nam de politicus en filosoof Edmund Burke het niet alleen voor noodzakelijke veranderingen op, maar bepleitte hij tevens beschaafd geduld en continuïteit. Die eigenschappen waren bij de Jacobijnen van Robespierre ver te zoeken. De Maistre ging via Zwitserland naar het nog monarchistische Rusland; de taalkundige en royalistische pamflettist Antoine de Rivarol, ooggetuige van de moorden op de koninklijke paleiswachten door het revolutionaire gepeupel in Versailles, vluchtte via Rotterdam naar Hamburg; de om zijn aforismen beroemde en door Schopenhauer hooggewaardeerde Chamfort pleegde zelfmoord aan de vooravond van zijn executie door Robespierre. Een monarchistische opstand in de Vendée maakte de sfeer nog grimmiger.

De op geloof in de mens gebaseerde Terreur werd overal in Europa het schrikbeeld, en de polemische – en zeer vooruitziende! - uitingen van vrees van Burke in diens Reflections on the Revolution in France (1790) dienden met name in Duitsland tot essentiële geestelijke bagage voor de intellectuelen en staatslieden. Opmerkelijk genoeg kregen de katholiek-traditionalistische geschriften van Bonald en Maistre in Duitsland bijlange niet de waardering die ze in Frankrijk kregen.

Burke was lid van de Whigs, die in die tijd een partij waren die voor de vrije ondernemer (de ‘koopman’) opkwamen, en veel minder dan voor de landadel en de traditie. De Tories deden dat wel, en het is daarom illustratief voor de huidige liberale hegemonie dat anno 2007 de Tories de partij voor de ondernemer zijn geworden, en Labour (voormalige Whigs) niet meer.

Napoleon kwam, overwon, vertrok. Een nieuwe monarchie was geboren. Een van de eerste tijdschriften die tegen de erfenis van de Franse Revolutie fulmineerden was Le Conservateur (1818-1820) van graaf François de Chateaubriand. Hij wilde de “gezonde ideeën” bewaren. De nieuwe koning Lodewijk XVIII was echter bereid de veranderingen van de Revolutie te respecteren tijdens zijn regering voor de ‘twee volkeren’, waarmee hij Chateaubriand van zich vervreemdde. Chateaubriand en zijn Ultramonarchisten bleken nog royalistischer dan deze koning. Toen de werken van De Maistre en De Bonald bekend werden, groeide de royalistische, antirevolutionaire pers enorm en verschenen vele tijdschriften.


Duitsland

In Duitsland kwamen antirevolutionairen als A.W. Rehberg, F. Gentz (vertaler van Burke) en A. Müller op voor hun ideeën aangaande natuurlijk-historische ontwikkeling, historische continuïteit en gematigde hervormingen. De Romantiek deed er haar intrede. Ik noem mannen als Novalis en de gebroeders Schlegel. Staatkundige hervormingen bewoog de Pruisische adel tot opstand. Deze kon echter geen duidelijk blok tegen revolutionaire ideeën vormen omdat hij ook voor een deel meeging met de radicale hervormingen.

Een belangrijk Pruisisch denker was de joodse, tot het protestantisme bekeerde Friedrich Julius Stahl. Hij gaf vorm aan een filosofie voor het recht (1836) en voor het monarchisme (1845). Hij bewonderde de Pruisische viriele, gedisciplineerde mentaliteit zeer, en wilde die veiligstellen voor de roerige jaren die komen zouden. 1848, het jaar van de linkse volksopstand die door Europa zou woeden, was nakende.


De Revoluties van 1848

De agenda van de linkse revolutionairen van 1848 was het instellen van een liberaal politiek systeem. Kennelijk was de geest van de Franse Revolutie nog steeds uit de fles. In dat jaar werd Frankrijk door dwang vanuit de straat weer een republiek – een liberale zelfs; in het Habsburgse rijk werd de conservatieve staatsman Von Metternich verdreven; in Duitsland braken onlusten uit, maar de daarop uitgevaardigde liberale wetten werden langzamerhand teruggedraaid; in Italië werd de antiliberale paus Pius IX verdreven en kwam het tot een wisseling van monarchen, maar kon de orde worden hersteld. In België werd Karl Marx het land uitgezet n.a.v. plebejische opstootjes en wonnen de liberale fracties de verkiezingen.

Nederlanders hadden nog te weinig besef van dergelijke ontwikkelingen om mee te doen met de opstand, maar Willem II koos eieren voor z’n geld uit angst voor een volksgericht en werd naar eigen zeggen in één nacht liberaal. Thorbecke kon zijn liberale grondwet schrijven. Maar met eeuwenoude tradities werden voorgoed gebroken.

Sedert 1823 was de politicus en historicus Guillaume Groen van Prinsterer een van de felste Nederlandse tegenstanders van deze liberale omwentelingen. Zijn speerpunten waren een hereniging van de in 1830 door revolutionaire agitatie jammerlijk gescheiden Nederlanden, een uitbannen van de revolutionaire gedachte en “God, vaderland, Oranje”. Hij groeide op in een verlicht-conservatief Waals-hervormd gezin en zou de antirevolutionaire gedachte in Nederland vormgeven, waartoe hij door de revolutionaire rage gedwongen was – zoals zijn katholieke voorbeeld Maistre dat eerder in Frankrijk moest doen. Onder zijn bezieling gingen de protestants-christelijken zich duidelijk manifesteren in de politiek, en werd er gestreden voor christelijk (‘bijzonder’) geïnspireerd onderwijs als antwoord op het liberale (‘neutrale’) onderwijs sinds 1848. Tot op de dag van vandaag zouden Groens orthodoxe ideeën de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) en de ChristenUnie inspireren in hun strijd tegen ongeloof en revolutie. Ik noem twintigste-eeuwse mannen als Kuyper, De Savornin Lohman, Van Zinnicq Bergmann. Kuypers Antirevolutionaire Partij (ARP) had echter in de zeventiger jaren van de twintigste eeuw Groens ideeën te grabbel gegooid door voor een merkwaardige verlinksing te kiezen.


De verdwijnende Oude Orde

Nederlanders zagen de Oude Orde langzaam aan verdwijnen, Europa voerde ondanks ordeherstel meer en meer liberale wetten door en er ontstond een sneeuwbaleffect. Dit was gelegen in, wederom, het gelijkheidsdenken, dat impliceert dat elke burger over voldoende capaciteiten beschikt om mede over ’s lands bestuur te beslissen: het algemeen kiesrecht. Dit kreeg echter pas in 1917 en 1919 eeuw zijn beslag.

Maar de geest van Oud-Rechts was niet gebroken, juist vanwege de intellectuele erfenis van mannen als Maistre, Bonald, Metternich, Burke, Chateaubriand, Donoso Cortés en vele anderen.


'Die Konservative Revolution in Deutschland'

We nemen nu een grote sprong naar het Interbellum; vele conservatieven in Duitsland, de Weimarrepubliek, zagen hun vrees en scepsis ten aanzien van het democratisme en het parlementarisme uitkomen. Het land was een chaos, de ongedurige massa’s waren door een bevolkingsexplosie groter dan ooit, ontworteld, geestelijk verarmd, hebzuchtig, geproletariseerd (Röpke) en wilden macht. Men was ontgoocheld door het vernederende verlies van de Eerste Wereldoorlog en arcadische verlangens deden hun intrede.

Daarop manifesteerde zich een wonderlijke conservatieve, antidemocratische en elitaire stroming: de Konservative Revolution. Arthur Moeller van den Bruck, Ernst Jünger, Oswald Spengler (geïnspireerd door Nietzsche), Karl Haushofer, Othmar Spann, Arnold Gehlen, Carl Schmitt (geïnspireerd door Maistre en Donoso Cortés), Ernst von Salomon, Heinrich Ritter von Srbik (geïnspireerd door Metternich) en vele andere intellectuelen en wetenschappers. Tegen het nihilisme, bolsjewisme, bourgeoisie; voor een heropleving van het Oude Europa, terwijl zij inzagen dat Europa intens decadent en stervende was.

In Frankrijk leefden de erg militante denkers en activisten Georges Sorel, Charles Maurras en veel eerder Maurice Barrès. In Spanje zat José Ortega y Gasset met zijn pleidooi voor het in goede handen houden van de Hochkultur en de goede smaak en hij gaf het belang aan van verschillen tussen de culturele aristocratie en een door de ontwortelde massa’s ontketende culturele verschraling.


Berdyaev, Van Severen, Evola en anderen

In Rusland leefde de Russisch-Orthodoxe Maistre-adept Nikolaj Berdyaev. Ook hij was fel tegen het democratisme en het liberalisme (en dus het communisme) gekeerd, die hij als ziekten van het zieltogende Europa beschouwde. De Middeleeuwse mentaliteit van hiërarchie, kleinschaligheid en gezag zou volgens sommigen Europa nog kunnen redden. Inderdaad, tot ver in de twintigste eeuw kende Oud-Rechts na 600 jaar zijn oorspronkelijke doel nog.

In België en Nederland had je Joris van Severen met diens indrukwekkende, aristocratische en sterk culturele Verdinaso die net als Groen van herenigde, traditionele Nederlanden droomden. Verdinaso-leider voor Nederland was Ernst Voorhoeve.

In Duitsland combineerden de denkers hun sterk aristocratische conservatisme met een nog niet geheel verteerd Romanticisme. Een en ander leidde tot een mystieke inslag (Jünger), restauratief-revolutionaire ideeën (Moeller van den Bruck), voorchristelijke fascinaties (Herman(n) Wirth), geopolitiek (Haushofer), ecologie (enkele decennia eerder Riehl), etnocentrische rassenkunde (de tot Duitser genaturaliseerde Wagner-zeloot Houston Chamberlain) en helaas vaak antisemitisme. Hoewel de exponenten in radicalisme wisselden en het christelijk aspect door toedoen van Nietzsches ideeën vaak ontbrak, en soms plaatsmaakte voor een biologisch-ethologische levensbeschouwing, was de aard van hun strijdpunten onmiskenbaar oud-conservatief; Oud-Rechts. Tegen de Verlichting, tegen het individualisme, voor de traditie en voor aristocratie in de breedste zin des woords.

Het nazisme vonden de meesten hunner een zoveelste plebejische uiting van ressentiment en slaafsheid. Ook de nazistische verheerlijking van de Führer en van technologie (vooruitgangsdenken) sprak hen niet aan. In Italië liep de traditionalist Julius Evola te hoop tegen het technocratisch vooruitgangsdenken van de fascisten aldaar. Hij was erin teleurgesteld, want aanvankelijk had hij gehoopt dat het fascisme de waardering voor het transcendente en een geestelijke en krijgerselite zou kunnen herstellen.


De morele dwang van amoreel Amerikaans managersdenken

Na de Tweede Wereldoorlog werd alles dat naar antiliberalisme, traditionalisme, identiteitsgericht conservatisme en de rijksgedachte riekte gelijkgesteld met fascisme. Aan dit klimaat hebben de Amerikaanse bevrijders sterk meegewerkt, zodat zij de Europese ziel konden veramerikaniseren. Het was nu de dochter die het moederland zei hoe het moest.

Vele denkers als Von Salomon – hoezeer die ook tegen het nazisme waren - werden verketterd en hun bibliotheken werden in beslag genomen. Von Salomon werd zelfs tezamen met zijn joodse protégée gearresteerd. De Amerikaanse invulling van bestuur werd succesvol in Europa geïntroduceerd; de managersstaat werd ingesteld, en democratie, consumentisme en de vrijheidscultus naar Amerikaans model vonden overal hun ingang. Dit was vervat in de package deal van de Marshallhulp. De wereld werd al meer een dorp, met de NAVO, het Warschaupact en de VN als overkoepelende organisaties.

De zieltogende Oud-Europese en Oud-Rechtse beleving verloren nog meer terrein. Europa was verscheurd door twee antitraditionele materialistische levensbeschouwingen: communisme en liberalisme.

In de twintigste eeuw zouden de linksen het gezin als een van de laatste natuurlijke gemeenschapsvormen aanpakken. Het feminisme - de vermannelijking van de zich minderwaardig voelende vrouw - was een van de symptomen daarvan. De diepere oorzaak van de afbraak van het gezin en het gezag was echter een pueriel verzet tegen de vaderfiguur in onze cultuur, tot afschuw van niet alleen de duidelijk Oud-Rechtse denkers. Een econoom en filosoof als Wilhelm Röpke wist nog opzien te baren met een pro-Europees boek tegen het opgedrongen Amerikaanse managers-neoliberalisme en de ontbinding van het gezin.


Globalisme, feminisme, muticulturalisme

Tot in de jaren zestig waren er in Europa nog enkele traditionele gemeenschappen te vinden, maar het consumentisme, de secularisatie, de gelijkheidsdwang van overheidswege, de massamedia en de verbeterde infrastructuur eisten hun tol. Alles veranderde langzamerhand en moest opnieuw uitgevonden worden.

Hoewel de liberale klus inmiddels geklaard was, was de inmiddels flauwe maar niet minder dwaze roep om revolutie nog niet terug in de fles. In 1968 creëerden studenten en arbeiders in West-Europa hun eigen revolutie, daarbij puttend uit ideeën van de marxistische Frankfurter Schule die voornamelijk in de Verenigde Staten zetelde. Feminisme, geforceerd cultuurrelativisme, afbraak van de familie, individualisme, ondermijning van traditioneel gezag, vernielzucht en hedonisme werden in deze balorige, bedwelmde revolutie tot norm verheven. Massa-immigratie vernietigde – en dit gebeurt nog steeds - de sociale samenhang en het burengevoel in de (voormalige) volkswijken. Dit kon alleen gebeuren doordat Europeanen na het nationaal-socialisme geleerd hadden hun identiteit te wantrouwen of weg te wuiven. Tot op de dag van vandaag plukken de West-Europeanen daarvan de wrange vruchten, want spanningen nemen toe binnen de al tot de grond toe genivelleerde gemeenschappen in de steden.


De wilde honden van Mei 1968

Vanaf 1968 (“l’imagination au pouvoir!”, schreeuwden de studenten, terwijl ze naar hun Leider Daniel Cohn-Bendit keken of hij ermee instemde) begon het kind in de mens te regeren. Toen de oud-studenten het voor het zeggen kregen werden bovenstaande speerpunten werkelijkheid. Zij hebben een culturele ramp ontketend. Gezag is onderhandelbaar geworden, behalve als je te maken hebt met een media-rolmodel of een geestelijk leider, zoals Robbie Williams, Bono, John Lennon of een managersgoeroe.

Conservatieven die deze verdwazing en Europese zelfhaat onderkenden – en dat thans nog doen – waren, en zijn, bijvoorbeeld, Armin Mohler, Thomas Molnar, Ernst Nolte, Karl-Heinz Weissmann en Alain de Benoist. Hieronder kan men ook tijdschriften als Criticón en een blad als Bitter Lemon rekenen. Op de puinhopen van 1968 probeerden en proberen zij op te komen voor het gezond verstand en het herstel van de oude waarden. Molnar wou het geloof en het gezag bepleiten, terwijl De Benoist geloofde dat alles verloren was.

Aangezien De Benoist niet zozeer in herstel lijkt te geloven, gaat hij met zijn denkschool GRECE nogal nominalistisch te werk. Een syncretisch heidendom zou de mens in contact met zijn ware ik in contact brengen. Dat is vreemd, want het syncretisme hier onderstreept het breken met de traditie. Om maar te zwijgen van een individuele beleving. Hij keert zich hiermee – als we het toch over religie hebben – tegen Maistre die in de geschiedenis juist bepaalde goddelijke waarheden ziet opkomen. Men behoeft geen theïst te zijn om Oud-Rechts te zijn, en hoegenaamd geen heiden. Het kán echter wel.


Traditie

Men kan er echter niet aan voorbij dat het Europa dat wij bewonderen, en de stabiliteit en tevredenheid die van het Oude Europa uitgaan, doordrenkt zijn van tradities en gemeenschappen die zich staande hielden door een geloof in een verbindende, bovennatuurlijke wetgever. Of het bestaan daarvan intellectueel wel dan niet te verdedigen is, impliceert niet dat het gevoel van het Europeaan-zijn, Nederlander zijn, volk zijn, gemeenschap zijn en mens zijn verloren is. We hebben bronnen te over; van Maistre tot Molnar. De ene heeft niet kunnen denken en vinden zonder door de ander beïnvloed te zijn. Zij vormen de beschrijver en verdediger van de Traditie. De traditie an sich kan een voorbeeld zijn.

Men behoeft niet nominalistisch te denken en het wiel opnieuw uit te vinden om te zien hoe het wel moet. Men behoeft slechts als Maistre realist te zijn. Het sens perdu, de verloren betekenis en het gevoel zijn niet verdwenen. Het is er nog. Het is nog realiteit. In de dorpen, in de bronnen, in de bossen (ecologie!), in ons vooroudergevoel, in de duizenden geschreven en ongeschreven bronnen.

En soms hoor je geluiden vanuit de Europese samenlevingen die het huidige links-rechts schema lijken te doorbreken: bij zowel links als rechts hoor je een roep om ergens bij te horen, een roep om identiteit, om gemeenschapszin, om natuur, om minder mensen, meer ruimte, verdieping, zingeving, soberheid…

Nu we dit beseffen, kunnen we dan nog spreken van, bijvoorbeeld, liberalisme als rechtse leer, en bijvoorbeeld van ecologisme als linkse leer? Wat zou dat een arrogant geneuzel zijn.




Marcel Bas, Voorschoten.


Dit essay verscheen in twee delen in 2007 in het conservatieve tijdschrift
Bitter Lemon .

Een boeiend werk van gelijke strekking is het Manifest voor Europees Herstel en Vernieuwing van de handen van de bovengenoemde Alain de Benoist en ook Charles Champetier.
Manifest voor Europees Herstel en Vernieuwing



Hierdie opstel is op internet geplaas op 6 Maart 2008




Tweeten
Twiet




  Naar boven  |  Marcel Bas, Voorschoten, Nederland   |  © Kopierecht M.R. Bas   |   Volg ons ook op Facebook   Stuur ons een bericht / Stuur ons